Opdracht 1:
Vertaal van Latijn naar Nederlands
Kies uit: de vrede • de spreker • de burger • het rijk • de tempel • de koning • het plein • het senaat • het volk • de oorlog
1. templum - _____
2. forum - _____
3. senatus - _____
4. populus - _____
5. imperium - _____
6. orator - _____
7. rex - _____
8. bellum - _____
9. pax - _____
10. civis - _____
Opdracht 2:
Vertaal van Nederlands naar Latijn
Kies uit: imperium • senatus • forum • urbs • bellum • rex • orator • pax • templum • civis
1. de stad - _____
2. de koning - _____
3. de tempel - _____
4. de burger - _____
5. het plein - _____
6. de oorlog - _____
7. de vrede - _____
8. het rijk - _____
9. de spreker - _____
10. de senaat - _____
Opdracht 3:
Schrijf van elke zin alle bijvoeglijke naamwoorden op
1. Rex magnus in foro est. (De grote koning is op het plein.)
2. Civis Romanus laetus est. (De Romeinse burger is blij.)
3. Senatus antiquus in curia convenit. (De oude senaat vergadert in het senaatsgebouw.)
4. Bellum longum finem habet. (De lange oorlog heeft een einde.)
5. Forum magnum est. (Het plein is groot.)
6. Puer parvus currit. (De kleine jongen rent.)
7. Orator clarus loquitur. (De beroemde spreker spreekt.)
8. Imperium Romanum est vastum. (Het Romeinse rijk is uitgestrekt.)
9. Civitas libera est. (De stad is vrij.)
10. Pax aeterna est. (De vrede is eeuwig.)
Opdracht 4:
Schrijf van elke zin alle bijwoorden op
1. Senatus saepe convenit. (De senaat vergadert vaak.)
2. Orator clare loquitur. (De spreker spreekt duidelijk.)
3. Rex tunc venit. (De koning kwam toen.)
4. Puer celeriter currit. (De jongen rent snel.)
5. Bellum iam finit. (De oorlog is al voorbij.)
6. Forum semper plenum est. (Het plein is altijd vol.)
7. Civis bene respondet. (De burger antwoordt goed.)
8. Pax diu manet. (De vrede blijft lang.)
9. Romani saepe vincunt. (De Romeinen winnen vaak.)
10. Populus magis audit. (Het volk luistert meer.)
Opdracht 5:
Schrijf van elke zin alle zelfstandige naamwoorden op
1. Rex in foro regnat. (De koning regeert op het plein.)
2. Senatus in curia convenit. (De senaat vergadert in het senaatsgebouw.)
3. Puer in urbe currit. (De jongen rent in de stad.)
4. Orator ad populum loquitur. (De spreker spreekt tot het volk.)
5. Civis Romam advenit. (De burger komt in Rome aan.)
6. Bellum in Italia geritur. (De oorlog wordt in Italië gevoerd.)
7. Imperium Romanum vastum est. (Het Romeinse rijk is uitgestrekt.)
8. Forum est plenum hominum. (Het plein is vol met mensen.)
9. Pax in tota civitate manet. (De vrede blijft in de hele stad.)
10. Templum magnum in medio urbis stat. (De grote tempel staat in het midden van de stad.)
Opdracht 6:
Schrijf van elke zin alle tussenwerpsels op
1. Heu, rex venit! (Ach, de koning komt!)
2. Eheu, bellum perdidimus. (Helaas, we hebben de oorlog verloren.)
3. Ecce, forum est plenum! (Kijk, het plein is vol!)
4. Ah, orator loquitur. (Oh, de spreker spreekt.)
5. Heus, audite verba mea! (Hé, luister naar mijn woorden!)
6. Eheu, senatus iam convenit! (Helaas, de senaat vergadert al!)
7. Heu, populus laetus est! (Ach, het volk is blij!)
8. Ecce, templum magnum! (Kijk, de grote tempel!)
9. Ah, pax aeterna est! (Oh, de vrede is eeuwig!)
10. Eheu, bellum advenit! (Helaas, de oorlog komt eraan!)
Opdracht 7:
Schrijf van elke zin alle voegwoorden op
1. Senatus convenit et orator loquitur. (De senaat vergadert en de spreker spreekt.)
2. Pax manet sed bellum advenit. (De vrede blijft, maar de oorlog komt eraan.)
3. Civis venit cum familia sua. (De burger komt met zijn familie.)
4. Rex regnat quia populus vult. (De koning regeert omdat het volk het wil.)
5. Orator loquitur dum populus tacet. (De spreker spreekt terwijl het volk zwijgt.)
6. Bellum finitur atque pax venit. (De oorlog eindigt en de vrede komt.)
7. Senatus deliberat aut populus loquitur. (De senaat overlegt of het volk spreekt.)
8. Rex manet nisi bellum geritur. (De koning blijft tenzij er oorlog wordt gevoerd.)
9. Pax restituetur quamvis bellum sit. (De vrede zal worden hersteld, hoewel er oorlog is.)
10. Civis dicit et orator respondet. (De burger spreekt en de spreker antwoordt.)
Opdracht 8:
Schrijf van elke zin alle zelfstandige naamwoorden op
1. Rex in foro loquitur. (De koning spreekt op het plein.)
2. Senatus in curia convenit. (De senaat vergadert in het senaatsgebouw.)
3. Puer in urbe currit. (De jongen rent in de stad.)
4. Orator populum salutavit. (De spreker heeft het volk begroet.)
5. Bellum in Italia finem habet. (De oorlog heeft een einde in Italië.)
6. Civitas magna est. (De stad is groot.)
7. Templum prope forum stat. (De tempel staat naast het plein.)
8. Populus pacem amat. (Het volk houdt van vrede.)
9. Imperator bellum gerit. (De keizer voert oorlog.)
10. Pax post bellum venit. (De vrede komt na de oorlog.)
Opdracht 9:
Schrijf van elke zin alle telwoorden op
1. Duo pueri in foro sunt. (Twee jongens zijn op het plein.)
2. Tria templa in urbe sunt. (Er zijn drie tempels in de stad.)
3. Quinque senatores in curia conveniunt. (Vijf senatoren vergaderen in het senaatsgebouw.)
4. Unus rex regnat. (Eén koning regeert.)
5. Decem anni pacis sunt. (Het zijn tien jaren van vrede.)
6. Tres dies in urbe manemus. (We blijven drie dagen in de stad.)
7. Duo milites adveniunt. (Twee soldaten komen aan.)
8. Quattuor civitates pacem faciunt. (Vier steden sluiten vrede.)
9. Una die bellum incipiet. (Op een dag zal de oorlog beginnen.)
10. Centum cives in foro congregantur. (Honderd burgers verzamelen zich op het plein.)
Opdracht 10:
Schrijf van elke zin alle voornaamwoorden op
1. Rex suum gladium habet. (De koning heeft zijn zwaard.)
2. Puer me videt. (De jongen ziet mij.)
3. Tu in foro ambulas. (Jij wandelt op het plein.)
4. Ego senatum audio. (Ik luister naar de senaat.)
5. Nos pacem volumus. (Wij willen vrede.)
6. Illi oratores in curia sunt. (Die sprekers zijn in het senaatsgebouw.)
7. Eius civitas est magna. (Zijn stad is groot.)
8. Hic vir est imperator. (Deze man is de keizer.)
9. Ea verba clara loquitur. (Zij spreekt duidelijke woorden.)
10. Id forum est magnificum. (Dat plein is prachtig.)
Opdracht 11:
Schrijf van elke zin alle voorzetsels op
1. Rex in foro est. (De koning is op het plein.)
2. Bellum in Italia geritur. (De oorlog wordt in Italië gevoerd.)
3. Civis cum familia venit. (De burger komt met zijn familie.)
4. Orator de pace loquitur. (De spreker spreekt over vrede.)
5. Senatus ad curiam convenit. (De senaat vergadert bij het senaatsgebouw.)
6. Puer in templum currit. (De jongen rent naar de tempel.)
7. Populus post bellum gaudet. (Het volk is blij na de oorlog.)
8. Rex cum exercitu venit. (De koning komt met het leger.)
9. Civis ante domum stat. (De burger staat voor het huis.)
10. Pax inter populos restituetur. (De vrede zal tussen de volkeren worden hersteld.)
Opdracht 12:
Schrijf van elke zin alle werkwoorden op
1. Rex in foro regnat. (De koning regeert op het plein.)
2. Senatus in curia convenit. (De senaat vergadert in het senaatsgebouw.)
3. Orator ad populum loquitur. (De spreker spreekt tot het volk.)
4. Puer in urbe currit. (De jongen rent in de stad.)
5. Pax in Italia manet. (De vrede blijft in Italië.)
6. Civis ad templum venit. (De burger komt naar de tempel.)
7. Rex bellum gerit. (De koning voert oorlog.)
8. Populus pacem petit. (Het volk vraagt om vrede.)
9. Imperator urbem defendit. (De keizer verdedigt de stad.)
10. Orator de pace disputat. (De spreker spreekt over vrede.)