Kennismaking met het erfgoed van de Sint-Niklaaskerk en Sint-Jozefkerk

In 2015 gingen Erfgoedcel Brugge en de Consulent religieus erfgoed Musea Brugge van start met een meerjarenproject rond de opmaak van digitale erfgoedinventarissen voor de Brugse parochiekerken, en dit met de hulp van vrijwilligers.

Nu vind je ook de erfgoedcollecties van de parochiekerken van Koolkerke (Sint-Niklaaskerk) en Sint-Jozef (Sint-Jozefkerk) volledig terug op ErfgoedBrugge.be. Zij maken samen met de reeds geïnventariseerde Sint-Pieter-in-de-Bandenkerk (Dudzele) deel uit van de Effeta-parochie.Als kennismaking presenteren we jullie een selectie uit deze beide kerken, en dit via enkele gezamenlijke invalshoeken (patroonheilige, altaar, kruisweg …).

Maar eerst staan we stil bij hun verleden.

Sint-Niklaaskerk van Koolkerke

De Sint-Niklaaskerk van Koolkerke kan bogen op een rijke geschiedenis. De in oorsprong 14de-eeuwse éénbeukige kerk is na veel vernielingen en de nodige heropbouw in 1853 uitgegroeid tot een driebeukige bidplaats van het hallen-type (drie beuken op gelijke hoogte). De neogotische aankleding en het omliggende kerkhof bepalen nu nog het bijzondere karakter van deze kerk. Door de wijzigingen in de eredienst in de jaren 1960 onderging het interieur ingrijpende veranderingen. Zo verhuisde het neogotische hoofdaltaar naar de rechterzijbeuk, waar het nu dienst doet als zijaltaar.

© Marc Ryckaert

© Marc Ryckaert

Sint-Jozefkerk

Bij het begin van de 20ste eeuw worden plannen gesmeed voor een nieuwe woonwijk ten noorden van de Brugse binnenstad, en dit verbonden aan de realisatie van een nieuwe binnenhaven. In 1932 wordt de parochie Sint-Jozef officieel erkend. Een gevelsteen aan het kerkgebouw herinnert aan de inwijding ervan door bisschop Henricus Lamiroy in 1936. Zowel het exterieur als interieur van de Sint-Jozefkerk zijn kenmerkend voor de jaren 1930. De altaren, de preekstoel, de doopvont: het zijn allemaal typische voorbeelden van de art deco, zowel in stijl als materiaalkeuze.

Patroonheilige

De kerk van Koolkerke heeft als patroonheilige de heilige Nicolaas. Zijn reliekbuste kreeg er dan ook een prominente plaats. De zwart geschilderde reliekhouder rust op vergulde acanthusbladeren, op hun beurt bekroond met gevleugelde engelkopjes. Op de centrale cartouche staat ‘S.N.’: Sanctus Nicolas. Deze kan afgenomen worden, zodat een osculatorium (kusreliekhouder) met de relikwie van de heilige er kan worden in geplaatst. De reliekbuste van de heilige bisschop is op een voetstuk geplaatst, met vooraan twee afneembare diamantkoppen. Door de holtes voor- en achteraan konden draagstokken worden geschoven, om zo dit reliquiarium mee te dragen in processies. De reliekhouder is op zijn beurt opgeborgen in een neogotische toonkast, met twee sierlijke lichtarmen.

De nieuwe kerk en wijk ten noorden van het centrum van Brugge kregen de heilige Jozef als patroonheilige. Jozef is gekend als de voedstervader (pleegvader) van Jezus. Volgens de Bijbel was hij timmerman, vandaar dat hij de patroonheilige is van de timmerlieden en arbeiders in het algemeen. Verder wordt hij aanroepen voor het huisgezin en voor de stervenden. Hij is ook de patroonheilige van België en Canada. Jozef wordt vaak met een winkelhaak afgebeeld. In zijn rechterhand houdt hij hier een bloeiende stok, een verwijzing naar het feit dat hij als uitverkorene met Maria mocht huwen. Opmerkelijk is hier dat het gipsen gepolychromeerd beeld duidelijk in neogotische stijl is, terwijl het altaar eronder een mooi voorbeeld is van art deco.

Kelk en ciborie

Deze zilveren kelk uit de Sint-Niklaaskerk oogt heel eenvoudig. Religieuze symbolen en versieringen ontbreken. Enkel de binnenzijde van de cuppa (beker) is verguld, zoals vereist. Op de buitenzijde van de voet lezen we ‘BARON DE CROESER DE BERGES’. Deze edelman bewoonde het nabijgelegen kasteel Ten Berghe en schonk de miskelk aan zijn parochiekerk. Aan de binnenzijde van de voet staan de merktekens van Brugge en de jaarletter die verwijst naar 1713-1715. Het vierde merkteken stelt een gekroond bloemblad voor, het symbool voor een tot heden niet bij naam gekende Brugse zilversmid. In de kerkruimte zijn er nog andere sporen die verwijzen naar de kasteelheren van Ten Berghe: de obiits (rouwborden) van verschillende familieleden en de indrukwekkende grafsteen in het koor van Charles-Enée de Croeser de Berges (1746-1828, een voormalig burgemeester van Brugge).

Een ciborie is een kelk met deksel waarin de gewijde hosties worden bewaard. Elke kerk heeft er dus minstens één. De voet en de stam van dit eclectisch exemplaar zijn in zilver uitgevoerd, terwijl de cuppa en het deksel verguld zijn. De voet is versierd met gegrafeerde druivenbladeren en -ranken. Op het deksel staat een tekst die verwijst naar Christus als wijnstok en de gelovige gemeenschap als de ranken. Een opschrift aan de binnenzijde van de voet refereert naar de Brugse burgemeester ridder Victor Van Hoestenberghe (1868-1960) en zijn echtgenote Elisa Vanneste. Zij schonken in 1931 deze ciborie aan deze Sint-Jozefparochie, hoewel de opbouw van de kerk toen nog moest starten.

Kazuifel

Deze witte kazuifel uit de Sint-Niklaaskerk dateert uit de jaren 1950-1960. Op de voorzijde prijkt Maria met Kind. Ze wordt als Hemelse koningin met kroon en scepter voorgesteld. Boven haar is de Heilige Geest weergegeven. Aan haar voeten vinden we een lelie en rozen (de Mariale bloemen). Met een engel aan beide zijden krijgt de compositie de vorm van een gaffelkruis. Op de kazuifel vinden we het label van het atelier Vandenhoute uit Anderlecht terug. Het is best opmerkelijk dat een Brugse kerk toen koos voor een niet-Brugse firma.

Deze witte koorkap uit de Sint-Jozefkerk dateert uit de jaren 1950. De stijl is hier nog duidelijk art deco. De koorkap werd door de priester gedragen tijdens de jaarlijkse Sacramentsprocessie. Deze feestelijke dag weerspiegelt zich in de gekozen stof: een écru damast met een gouden repetitief patroon van stralende kruisen. Aan de voorzijde zijn de geborduurde stukken (aurifriezen) uitgevoerd in een oranje galon met rode kruisen en gouden lintmotief. Het schild op de rug is versierd met drie in elkaar verweven cirkels die symbool staan voor de Drie-eenheid: Vader, Zoon (Jezus Christus) en Heilige Geest. De sluiting van de koorkap gebeurt door twee koperen gespen. Deze zijn versierd met een kruis waarop een vredesduif zit.

Kerkmeubilair

Heel wat kerkmeubilair kreeg in de loop der tijd een aangepaste functie. Zo kwamen communiebanken die het koor van de kerk afsloten in de jaren 1960 in onbruik. Het exemplaar uit de Sint-Niklaaskerk werd ontmanteld, waarna vijf elementen werden verwerkt tot voor- en zijkanten van een nieuw dienstaltaar. Aan de voorzijde herkennen we de korenaren, een kelk met hostie en de druiventrossen. De zijkanten van het altaar zijn de voormalige deuren van de communiebank. Hierop zijn de wapenschilden afgebeeld van de bewoners van het nabijgelegen kasteel Ten Berghe: links dat van baron Paul van Caloen de Basseghem (1843-1920) en rechts dat van zijn echtgenote Irma de Neve de Roden (1839-1914).

Dit zijaltaar uit de linkerbeuk van de Sint-Jozefkerk is gewijd aan Maria. Boven het altaar staat het beeld van Maria met Kind. Op de voorzijde van het altaar staat het motief van de Moeders Gods: de gekroonde lelie. De witte lelie is verwerkt in een blauwgrijze steen, want wit en blauw zijn de Mariale kleuren. De lelie staat voor Maria’s zuiverheid. De compacte vorm, de rechte lijnen, de combinatie van diverse soorten natuursteen en het koper zijn allen typerend voor de artdeco-stijl. Op de zijkant van het altaar staat het alliantiewapenschild van het echtpaar baron Jean van Caloen (1884-1972) en zijn echtgenote barones Caroline van Caloen (1896-1926). Bij de bouw van de kerk was de schenker reeds weduwnaar.

Kruisweg

De kruisweg in de Sint-Niklaaskerk is uitgevoerd in drie-dimensionele gips. De uitwerking van de taferelen is levendig en verhalend, en dit om de gelovigen nog sterker het gevoel te geven dat zij getuige zijn van Jezus’ lijden en kruisdood. Deze kruisweg kwam er op het einde van de 19de eeuw, als deel van de neogotische aankleding. Elk tafereel van de veertien staties tellende kruisweg is gevat in een houten geprofileerde lijst. Bovenaan centraal staat telkens een wimberg met vierpas, waarin het nummer van de statie is weergegeven. Onderaan vinden we een banderol, waarop in gotische letters de titel van de statie staat. Zo krijgen we als het ware een catechismusles in stripverhaal. Bij statie III (Jezus valt voor de eerste maal) zien we duidelijk dat Jeruzalem is afgebeeld als een middeleeuwse Vlaamse stad.

De kruisweg van de Sint-Jozefkerk valt meteen op in het interieur van deze sobere kerk. Het lijdensverhaal wordt hier uitgebeeld op in laagreliëf uitgevoerde gipsen staties. De vierkantvormige voorstellingen zijn hierna glanzend bruin geschilderd, waardoor het effect wordt gecreëerd dat het om ingelijste bronzen platen gaat. Kleuraccenten zijn er voor de vergulde aureool en de groene doornenkroon van Jezus, alsook voor de metaalkleurige helmen bij de soldaten. Elke statie wordt herleid tot de essentie, waarbij meestal slechts twee of drie figuren in close-up worden voorgesteld. Op die manier komt de gelovige dichter bij het gebeuren, zodat hij/zij zich beter kan inleven in het offer van Christus.

Wil je graag de volledige collecties van deze twee kerken ontdekken?