Neogotisch boegbeeld met historisch gegroeide collectie
Erfgoedcel Brugge zet samen met de consulent religieus erfgoed in op de inventarisatie van het roerend erfgoed in de Brugse parochiekerken. Erfgoed Brugge ontsluit de erfgoedcollectie van twee kerken in Sint-Kruis: de kerk van de Heilige Kruisverheffing en Sint-Jozef, en de Sint-Franciscus van Assisikerk.
De neogotische H. Kruisverheffing werd in 1855 ingewijd, maar de geschiedenis en collecties gaan verder terug. Maar liefst 420 voorwerpen kwamen door de handen van de vrijwilligers met een hart voor religieus erfgoed. De Sint-Franciscus van Assisikerk werd in 1970 een volwaardige parochiekerk. In 2016 werd deze onttrokken aan de eredienst en als parochie toegevoegd aan de H. Kruisverheffing.
Maak hier kennis met een selectie uit het rijke en diverse erfgoed van deze eengemaakte parochie.
Tabernakel
Deze kerk en haar interieuraankleding zijn een toonvoorbeeld van de neogotische stijl. Archiefonderzoek leert ons dat dit 19de eeuwse tabernakel een ontwerp is van Jean-Baptiste Bethune, de peetvader van de Vlaamse neogotiek. Een tabernakel is een opbergkast waarin gewijde hosties worden bewaard. Vanaf de 17de eeuw krijgt het een centrale plaats in het altaar. Dit rijkelijk versierde voorbeeld heeft de vorm van een gotisch kerkgebouw. Verschillende christelijke symbolen zijn aanwezig, zoals het Lam Gods, de kelk met hostie, de pelikaan, engelen … Ontwerper Bethune liet de uitvoering over aan belangrijke tijdgenoten: Louis Blanchaert en Charles Van Robaeys zorgden voor het houtwerk, Adriaan Bressers voor de polychromie en Armand Bourdon voor de cabochons (‘geslepen edelstenen’).
Drieluik ‘Aanbidding door de wijzen’
Noch de schilder, noch de opdrachtgever van dit drieluik zijn gekend. Gezien de duidelijk invloed van het Antwerpse maniërisme kunnen we het dateren in de periode 1500-1540. De aanbidding der wijzen was toen een geliefd onderwerp, dat schilders toeliet om hun kennis van luxueuze stoffen, pels en fijn uitgewerkte edelsmeedkunst ten toon te spreiden. Doorheen de drie panelen strekt zich een landschap met bebouwing uit. De verhoudingen van de afgebeelde personen zijn niet in evenwicht. Zo is de Moorse koning veel te groot weergegeven en Jozef eerder te klein. De drie wijzen stellen de toen gekende werelddelen voor: Europa, Azië en Afrika. Voor de katholieke kerk een verwijzing dat Jezus gekomen is voor de hele wereld.
Heilig-Kruisrelikwie
Eén van de oudste stukken uit de kerkschat is een zilveren reliekkruis gedateerd 1643. Relieken zijn lichamelijke of materiële overblijfselen van Jezus, Maria of een heilige. De belangrijkste relieken zijn de passierelieken, omdat deze een rechtstreeks contact met Jezus’ bloed werd toegekend. Deze reliekhouder bevat zelfs twee passierelieken: een stukje hout van het kruis en een doorn uit de doornenkroon. Relieken werden met veel zorg bewaard in kostbare houders; uitgevoerd in ivoor, zilver of goud en vaak versierd met edelstenen. Deze passierelieken werden uitgestald bij de herdenking van Jezus’ kruisdood. Ze werden ook meegedragen in processies. In Sint-Kruis gebeurde dit bij het feest van de Heilige-Kruisverheffing (14 september).
Processieparasol
Elke parochie had tot in de jaren 1960 een Sacramentsprocessie, zo ook op Sint-Kruis. Op het einde van de processie stapte de pastoor met het Heilig-Sacrament. Om het sacrale te benadrukken, maar ook ter bescherming van zon of regen, stapte hij onder een baldakijn (troonhemel) of processieparasol. De baldakijn werd gedragen door leden van het kerkbestuur, de parasol door een acoliet. Ze waren steeds in een witte stof uitgevoerd. Deze processieparasol is één van de zeldzame die nog bewaard zijn op Brugs grondgebied.
Op de binnenzijde van één van de flappen prijkt het label van het Brugse borduuratelier Grossé.
Kussens passietuigen
Gelet op de naam van de kerk (H. Kruisverheffing) en de aanwezige passierelikwieën kon een verwijzing naar het lijdensverhaal van Jezus niet ontbreken in de Sacramentsprocessie. Op zes purperen kussens werden de Arma Christi of passiewerktuigen uit dat lijdensverhaal getoond. Ze zijn telkens in hout uitgevoerd en op een kussen vastgemaakt. Zo vinden we de kruisnagels met de dobbelstenen terug (er werd gedobbeld om Jezus’ kleed), alsook de beurs met 30 zilverlingen (het bedrag dat Judas kreeg om Jezus over te leveren), de doornenkroon, een gesel, de hamer en nijptang en een kelk. Deze processierekwisieten zijn afkomstig van de Zusters van Maria van Pittem, die een meisjesschool “Mariawende” hadden in de nabijgelegen Pastorieweg. Het waren ook meisjes uit die school die de kussens in de processie droegen.
Koperen offerandeschotel
De datering van deze offerandeschotel was niet gemakkelijk. Is het een goede neogotische reproductie, wat best mogelijk is in een neogotische kerk, of hebben we hier toch te maken met een 16de-eeuws exemplaar? De niet veelzeggende tekst “DI DAL WVNDI”, die bijna vijfmaal op één van de binnenranden van de schotel voorkomt, zou ons helpen een antwoord te vinden. Want dankzij deze inscriptie ontdekte één van de vrijwilligers dat enkele identieke schotels uit de 16de eeuw in een Schotse kerk zijn bewaard, alsook in een Londens museum en in Siena (waar de offerandeschotel werd platgeklopt en gebruikt als nimbus van een Petrusbeeld). In de 16de eeuw waren deze offerandeschotels dan ook luxeproducten die over heel Europa geëxporteerd werden en zowel een religieuze als profane functie konden vervullen.
Deze 16de-eeuwse gedenksteen is afkomstig uit de oude kerk van Sint-Kruis, die in de 19de eeuw plaats maakte voor de huidige kerk. De steen is goed bewaard, mooi versierd en biedt ons heel wat informatie. De gedenksteen was aangebracht in de omgeving van het graf van bakker Jan Brest, zijn echtgenote, hun zoon en schoondochter. Zij worden allen bij naam en met overlijdensdatum vermeld. De biddende familie wordt afgebeeld als getuige van de kruisdraging van Jezus. Ze worden bijgestaan door hun schutspatronen en kinderen die als miniatuur volwassenen worden afgebeeld. De architecturale versiering verraadt reeds de renaissancestijl, terwijl de tekst nog in gotische letters staat. De familie vraagt de voorbijgangers om een rozenkrans te bidden, zodat ze zeker in de hemel geraken.
Kaarsenobiit van Mathilde van de Walle
Een obiit – het Latijn voor ‘is overleden’- is een wapenbord dat bij de uitvaart van adelijke families vóór de kist werd geplaatst. Na de plechtigheid werd het opgehangen in de kerk. Ook kleine afbeeldingen van het wapenschild werden bij de uitvaart gebruikt. Deze werden geschilderd op stukken karton, waarop ook het jaar van overlijden werd aangebracht. Ze werden opgehangen aan de kaarsen die op en rond het altaar en de kist geplaatst werden. Bij jaarmissen werden ze hergebruikt.
Rouwbekleding voor sedilia
Iedereen gelijk voor de dood; dat zou je toch denken. Toch waren er in de 19de en eerste helft van de 20ste eeuw maar liefst zeven klassen of categorieën van uitvaart in Brugge. Dat ging van hoe lang de klok klepte, het aantal aanwezige priesters en welke gewaden ze droegen tot het gebruik van orgelmuziek of zangkoor, de kist op de vloer of op een katafalk, het aantal paarden voor de lijkkoets … Om 11 uur – de uitvaart ‘eerste klas’ – werd het koor van de kerk gedrapeerd met zwarte doeken. Er kwam een zwart tapijt op de treden voor het altaar en de stoelen van de naaste familie kregen zwarte bekleding. Ook de sedilia (zitsels van de priesters) werden met rouwbekleding overtrokken. Dat is één van de weinige exemplaren die nog bewaard is in Brugge.
Kelk
Sint-Kruis kende na WOII een bevolkingsgroei, waardoor in 1965 op de Dampoortwijk een hulpkerk gewijd aan de heilige Franciscus van Assisi werd ingehuldigd. Vijf jaar later zou deze een autonome parochiekerk worden. Naar aanleiding daarvan schonk de H. Kruisverheffing één van haar kelken aan de nieuwe kerk. Het betreft een zilveren kelk uit 1786 in classicistische stijl. Een opschrift op de voetrand bevestigt de herkomst: “ECCL. Sae CRUCIS” (Kerk Sint-Kruis). Het merkteken met gekroonde initialen ‘CB’ maakt duidelijk dat de kelk werd vervaardigd door de zeer productieve Brugse edelsmid Carel Benninck. Eind 2016 werd de Franciscus van Assisi-kerk onttrokken aan de eredienst. Zo keerde deze kelk terug naar de kerk waar ze oorspronkelijk voor werd vervaardigd.
Modello Franciscus van Assisi
De Franciscus van Assisi-kerk werd genoemd naar haar patroonheilige. In een perkje op het kerkplein mocht kunstenaar A. D’Havé een levensgrote keramische beeldengroep aanbrengen. Deze bestaat uit drie onderdelen: de heilige Franciscus van Assisi met een duif in de handen en een wolf naast zich, een groepje van drie katten, en een groepje van drie honden. In de winterkapel van de kerk werd een modello of voorstudie bewaard. Bij het onttrekken van de kerk aan de eredienst werd beslist dat deze modello bewaard dient te worden in de H. Kruisverheffing, en dit als herinnering aan de vroegere parochie.
De volledige collectie erfgoed van de Heilige Kruisverheffing Sint-Kruis ontdekken?