Assebroek, een Brugse deelgemeente met vier boeiende kerken

In 2015 gingen Erfgoedcel Brugge en de Consulent religieus erfgoed Musea Brugge van start met een meerjarenproject rond de opmaak van digitale erfgoedinventarissen voor de Brugse parochiekerken, en dit met de hulp van vrijwilligers.

Nu vind je de erfgoedcollecties van de vier van de vijf parochiekerken van deelgemeente Assebroek volledig terug op ErfgoedBrugge.be. Als smaakmaker presenteren we jullie een selectie uit deze vier kerken, en dit via de thema’s glasramen, kelken en doopvonten.

Maar eerst staan we stil bij de ontstaansgeschiedenis van de Assebroekse parochies.

De kerk van Ver-Assebroek is sinds 1720 een bekend bedevaartsoord. De huidige bidplaats kende in 1746 een uitbreiding, gevolgd door een grondige verbouwing in 1887-1889. De verering van het mirakelbeeld blijft tot op vandaag levend, getuige de vele kaarsen die nog steeds gebrand worden. Dit is de moederkerk waaruit later de andere Assebroekse parochies zijn ontstaan.

© Christiane Constandt

Rond 1900 worden tussen de Vaart en de Steenbrugse wandeling (vandaag de Baron Ruzettelaan) enkele tuinbouwbedrijven en een groot metaalbedrijf opgericht. Deze brengen een sterke bevolkingsgroei met zich mee. Het bisdom beslist dan ook om voor deze wijk een nieuwe parochie op te richten. De Sint-Katarinakerk wordt in 1934 ingewijd. De naam verwijst naar de in 1270 opgerichte kerk van de ‘parochia Sanctae Catharinae extra muros’, die op ongeveer dezelfde plaats stond tot de aanval door de Gentse calvinisten en de sloop in 1578.

De wijk Zevekote krijgt ook steeds meer inwoners. Zij krijgen een eigen parochiekerk in 1935, met de heilige Kristoffel als patroonheilige. Verbonden aan deze beschermheilige van de reizigers komt er een Sint-Kristoffelgenootschap dat instaat voor de jaarlijkse zegening van auto’s en andere voertuigen. Voor de tweewielers werden in de jaren 1960 wimpeltjes gemaakt, die aan de fiets vastgeknoopt konden worden om de bestuurder te beschermen tegen ongevallen.

Op de afgebeelde wimpel staat een gedrukte en ingekleurde voorstelling van de Kristoffelkerk, met uitvergrote weergave van het beeld dat op de zijgevel is aangebracht.

De explosieve bevolkingsgroei na de Tweede Wereldoorlog zorgt dat er in 1962-1965 nog een extra kerk bijkomt: Maria Assumpta of Maria Ten Hemel Opgedragen. Met haar strakke architectuur en grote gekleurde glasramen is het een opvallende aanvulling voor de Assebroekse kerken.

© jAu fotografie

Glasramen

De kleurrijke neogotische glasramen in het koor van de kerk van Ver-Assebroek brengen de legende van het miraculeus Mariabeeld tot leven. Ze werden geschonken door bemiddelde parochianen, waarvan sommigen hun wapenschilden op de ramen lieten aanbrengen. De glasramen dateren uit de periode 1896-1904 en zijn het werk van de Brugse glazenier Samuel Coucke. De glasramen in de zijbeuk zijn eveneens neogotisch, van de hand van glazeniers Hendrik Dobbelaere en Hendrik Coppejans. De ontbrekende delen in het glasraam met de Hemelvaart van Maria werden tijdens de recente restauratie van de kerk (2008) ingevuld. De volgende tekst onderaan het raam, op een banderol in gotische letters ”Dank aan / Bedevaarders & / Parochianen” werd aangevuld in kleine kapitalen met “Conservatie / Restauratie / MONUMENT VANDEKERCKHOVE M’08”.

De glasramen van de Sint-Katarinakerk zorgen op een zonnige dag voor een bijzondere warme gloed. Ze zijn het werk van Frederic Rodenburg, die zijn ‘Atelier Saint Michel’ had langs de Baron Ruzettelaan. De ramen rechts in het koor verwijzen naar de patroonheilige Katarina. Bij de afgebeelde kerk aan haar voeten is de voorgevel duidelijk herkenbaar. De ramen in de zijbeuken en achteraan de kerk zijn in wit glas, met beperkte repetitieve motieven in blauw, groen en oker. En dit passend binnen de totale art deco-aankleding van deze kerk.

De glasramen van de Sint-Jozef en Sint-Kristoffelkerk dateren uit de jaren 1930. Ze zijn uitgevoerd in de voor die tijd typerende art decostijl. Het koor van de kerk wordt verlicht door twee glasramen, met afbeeldingen van de heilige Michael en de heilige Urbanus. In de doopkapel treffen we vier kleine spitsboograampjes aan, met telkens één religieus symbool: de slang, de levensbron, de neerdalende Heilige Geest en een brandende kaars. De kleurrijke ramen laten slechts beperkt licht door, wat zorgt voor een bijzondere sfeer. Op het grote raam achteraan de kerk komt een wirwar van abstracte lijnen samen rond de figuur van de patroonheilige Jozef. Opvallend is dat hij nog in neogotische stijl is weergegeven, wat zeker typerend is voor Brugge.

De sfeer in deze kerk wordt grotendeels bepaald door de grote glaspartijen van glazenier Michel Martens uit 1967. In zijn typische stijl plaats hij geometrisch abstracte patronen in bepaalde kleurcombinaties naast elkaar. Bij het ene raam contrasteert hij het witte glas met zwarte, donkerrode en donkerblauwe tinten; bij een ander zijn dit oker, gele en oranje tinten. Elk glasraam bestaat uit een kleurrijk samenspel van recht- en driehoeken, met een overgang van koelere blauwe tinten naar warmere kleuren. Op die manier krijg je – afhankelijk van het uur en het weer – telkens weer een andere ervaring bij het binnentreden van deze kerk.

Kelken

De kelk is het belangrijkste gebruiksvoorwerp tijdens de eucharistieviering, waarbij de miswijn na de consecratie het bloed van Christus wordt. In de Onze-Lieve-Vrouw Onbevlekt Ontvangenkerk wordt een kelk uit 1916 bewaard, die geschonken werd door de familie van de Walle de Ghelcke. Het merkteken op de voet maakt duidelijk dat de kelk vervaardigd is door de Brugse edelsmid Moreeuw. De vergulde zilveren kelk is uitgevoerd in een rijke neogotische stijl. Het contrast tussen de in zilver uitgevoerde Bijbeltaferelen en de vergulde achtergrond zorgt voor een rijke uitstraling.

Kelken worden veelal, samen met de pateen en het kelklepeltje, bewaard in een speciaal daarvoor gemaakte foedraal. In deze foedraal troffen we ook de catalogus aan waarin de kelk terug te vinden is, met verwijzing naar de Brugse ‘Zilversmederij van Kerkelijke Kunst J. en P. Van Damme’. Die P. Van Damme is niemand minder dan Pierre Vandamme, burgemeester van Brugge van 1956 tot 1971 en de laatste van meerdere generaties edelsmeden. Met haar sobere en strakke vormgeving en tekst in typisch geblokte letters is ze een treffend voorbeeld van een kelk in art decostijl. Bijzonder is ook het gebruik van bakeliet in de nodus.

Van de Brusselse zilversmid Spoorenberg bewaart de Sint-Jozef en Sint-Kristoffelkerk een neoromaanse kelk. Volgens het opschrift aan de binnenzijde van de voet is ze aan de kerk geschonken door kanunnik Decoene in 1938. Dat de kelk werkelijk voor deze kerk is gemaakt, en niet via een omweg daar is terechtgekomen zoals soms het geval is, bewijst de voet van de beker. Naast een afbeelding van de Ecce Homo en van Maria herkennen we er de afbeeldingen van de twee patroonheiligen van de kerk: Sint-Jozef en Sint-Kristoffel. De overige versieringen op de kelk verwijzen naar de Karolingische en romaanse periode: het inlegwerk met ander metalen, en de ‘edelstenen’ die meestal uit gekleurd glas of glaspasta bestonden.

De uitgepuurde vormgeving van deze kelk maakt duidelijk dat ze ontstaan is na het Tweede Vaticaans Concilie, zoals de Maria Assumptakerk zelf. Ook de keuze voor metaal als materiaal verwijst naar soberheid. In het gehamerd oppervlak is onderaan een klein onopvallend kruisje aangebracht. Op de nodus zijn vissen voorgesteld. Deze verwijzen zowel naar de broodvermenigvuldiging (een mirakel van Jezus die een grote menigte toehoorders kon spijzen met vijf broden en twee vissen), als naar de apostel Petrus als visser van mensen (gelovigen). Een eenvoudige kelk qua uitvoering, maar hierdoor symbolisch des te sterker.

Doopvonten

De doopvont van Ver-Assebroek staat opgesteld achteraan de kerk, in een afzonderlijke ruimte die met een sierlijk smeedijzeren hekken is afgesloten. Het ronde bekken en de cilindervormige stam zijn in zwart marmer uitgevoerd. Op de voet staat het jaartal 1869. Het koperen deksel wordt bekroond met een Latijns kruis. Opvallend is de slang die rond de wereldbol draait. Deze heeft op haart beurt een bol in de mond, die door een pijl is doorboord. Het kruis – als symbool voor het doopsel – overwint dus finaal het kwaad (de slang).

Enkele jaren geleden werd de doopkapel van de Sint-Katarinakerk heringericht als stille ruimte. De doopvont werd hiertoe verplaatst, op de kruising van een ingebeelde as tussen portaal en altaar en een tweede ingebeelde as tussen een gedenksteen voor de dopelingen (links) en één voor de overledenen (rechts). De kalkstenen doopvont is langs acht zijden versierd met een vierlob. Het koperen deksel is verwijderd, daar de doopvont op haar nieuwe locatie ook als wijwaterbekken wordt gebruikt. Het deksel en de smeedijzeren arm om het deksel te verschuiven zijn wel bewaard.

De art decostijl van de Sint-Jozef en Sint-Kristoffelkerk is doorgetrokken in de aankleding van de doopkapel. Dat geldt zeker ook voor de achtzijdige doopvont. Deze is gemaakt uit wit marmer, met grijze aders voor de sokkel en de eigenlijke vont. Het deksel is uitgevoerd in gehamerd koper. Johannes de Doper wijst er naar zijn attribuut: een discus met het Lam. Op de rand van het deksel staat volgend opschrift: “+ IK DOOP U IN DE NAAM DES VADERS EN DES ZOONS EN DES HEILIGEN GEESTES”.

De natuurstenen doopvont van de Maria Assumptakerk valt op door haar ongewone vormgeving. Hier is gekozen voor een hogere uitkomende prisma (de vont), die gevat zit tussen drie lagere prisma’s (de poten van de vont). In bovenaanzicht lijken het twee in elkaar verstrengelde driehoeken of de Davidster. De driehoek staat symbool voor de drie-eenheid (Vader/Zoon/Geest). De driehoekige vont wordt afgedekt met een glazen plaat, met daarop een stenen figuur die dienst doet als handgreep om het deksel te verwijderen. Op één van de poten kan het bijhorend piramidevormig chrismatorium worden geplaatst. Hierin wordt de chrisma, een olie die gebruikt wordt tijdens het doopsel, bewaard.

Wil je graag de volledige collecties van deze vier kerken ontdekken?