Rede voor de stichting Dichter in Beeld bij de uitreiking van de negende Leo Herberghs Poëzieprijs op 8 oktober 2023 in Centre Céramique, Maastricht.
PROEVE VAN EEN ONMOGELIJK SCHOT VOOR DE BOEG GOVERT DERIX
Beste mensen,
Twee jaar geleden mocht ik op deze plek uitleggen waarom poëzie het machtigste is op aarde. Het toeval wil dat ik exact drie weken geleden mijn nieuwe roman publiceerde, over poëzie krachtiger dan een atoombom. Toen postiljon d'amour Gert Boonekamp opperde dat ik vandaag iets zou vertellen over de relatie tussen de militaire fortificaties van Maastricht en dichtkunst, kon ik de verleiding niet weerstaan.
Nauwelijks had ik ja gezegd, of ik kreeg het verzoek of ik mijn tekst zo snel mogelijk zou willen aanleveren bij Gijs van Elk, zoals bekend een voortvarende drijvende kracht achter het gebeuren van vanmiddag.
Ik had echter nog geen letter op papier.
Eigenlijk had ik de samenhang van stedelijke verdedigingswerken en dichtkunst diepgravend willen onderzoeken. Zo'n connectie lijkt vergezocht of absurd. Maar het feit dat de stichting Dichter in Beeld van laureaten van de Leo Herberghs Poëzieprijs gedichten liet aanbrengen in de militaire werken van de Lage Fronten suggereert dat er een verbinding ligt – zo niet geografisch of militair, dan toch esthetisch of poëtisch.
Van de beroemde vestingbouwer Vauban is de poëtische frase bekend die hij zich liet ontvallen aan Lodewijk XIV, de zonnekoning, over de vraag of het gewenste Fort Boyard, midden op zee, wel te bouwen was: 'Sire, het is makkelijker om met je tanden de maan te grijpen, dan op deze plek zo'n fort te bouwen.'
Ik wilde mijn tanden zetten in de relatie tussen de werreke en dichtwerken. Ik had daarvoor, bleek na mailverkeer met Gert en Gijs, welgeteld één dag. Ik besloot mij te beperken tot een schot voor de boeg.
Ik herinnerde mij dat ik een tijdje terug in het Heuvelland over een gedicht van Jan Hanlo was gestruikeld. (Er zijn vele manieren om over een gedicht te struikelen, en te vallen, juist ook als het gaat om Hanlo, maar dat is voer voor een andere voordracht.) Het gedicht is er door Dichter in Beeld aangebracht op een zuiltje, vergelijkbaar met de zuiltjes van cortenstaal in de Lage Fronten.
Tientallen keren had ik de route door het Geuldal bij Chateau Sint-Gerlach gelopen, nooit eerder was mijn oog gevallen op 'Ik noem je bloemen etc.' van Jan Hanlo.
Misschien was het overwoekerd geweest, of in reparatie, of verkeerde mijn geest tijdens het eerdere passeren in minder ontvankelijke contreien. Hoe dan ook, ik las en was in de ban van een gevoel waarvoor woorden tekort schieten, behalve dan de woorden van het gedicht zelf.
ik noem je: bloemen
ik noem je: merel in de vroegte
ik noem je: mooi
Iedereen die de Nederlandse taal houterig of ondichterlijk vindt wordt door die woorden in het ongelijk gesteld. Voor altijd narcissen in de nacht – ook overdag, ook nu, ook straks.
Denkend aan Hanlo besefte dat ik de gedichten in de Lage Fronten nooit ter plekke goed tot me had laten doordringen. Ik kom er vaak voorbij: hardlopend in de vroege ochtend. Deze middag, nadat ik mij heb verzoend met het idee om in één dag mijn rede op papier te krijgen, loop ik zo ontspannen mogelijk naar het gedichtenpad dat in de Lage Fronten door Dichter in Beeld tot leven wordt gewekt.
Het wordt nacht in alle trappenhuizen
en ik wil weten waar dit is, wat jij bent.
(uit het gedicht van laureaat Maarten van der Graaff)
Lopend over warme betonplaten schieten muursalamanders weg. Overdaad aan braamstruiken. Stikstof, wellicht. Dan: vlammen van graffiti, en in een nis van groen, ik zou het bijna missen, het gedicht 'Roestbenen' van laureaat Marieke Lucas Rijneveld. En dan, nog wat verder, aan de overkant van het pad het gedicht dat laureaat Radna Fabias vorig jaar toevoegde aan deze groeiende route.
in de verte gras en daarop schapen
ik voel er weinig voor
daar bij te zuchten wat
mij bovenal aangrijpt
is de tevredenheid
van de roerlozen
Flinterdunne woorden in een van oorsprong snoeiharde omgeving. Kwetsbaarheid versus geweld. Maar ook: muren ooit bedoeld voor de veiligheid van burgers die nu decor zijn voor wandeling, ontmoeting, een gesprekje over muursalamanders, en soms over poëzie.
Een poos sta ik stil op het pad.
Wind, zon, een zomer die twijfelt of opnieuw een hitterecord zal sneuvelen, de oorlog in het oosten die nog alle kanten uit kan.
Ik besef dat niet alleen hier en in het Geuldal gedichten staan, maar ook aan de Jeker, in parken, op gevels en op andere plekken.
Er staan de nodige gedichten in en rond de stad, en ieder voor zich en alle samen vertellen ze een verhaal.
Niet een rechttoe-rechtaan-verhaal dat ik hier nu 123 kan ophoesten.
Maar het verhaal van een gevoeligheid die naar boven kan komen door een gedicht – en soms ook een ander genre tekst – een of twee of vijf keer aandachtig te lezen.
Ik ben er heilig van overtuigd dat die gevoeligheid ons met elkaar, met de wereld, met de aarde, met planten en dieren en andere levensvormen verbindt.
Waarom? Omdat de wereld zelf in wezen poëtisch is.
Niet toevallig wordt literatuur steeds opnieuw geboren uit poëzie. Niet toevallig markeren grote dichtwerken de dageraad van beschavingen.
Schoonheid wijst de weg naar de mogelijkheid van het goede en de wonderlijke woorden van een gedicht maken daarvoor ontvankelijk.
De grenzen van de taal zijn de grenzen van mijn wereld, zei Wittgenstein. Maar door de taal van de poëzie worden die grenzen permeabel, oprekbaar, helend.
Een geslaagd gedicht is niet zelden een heel gedicht: woorden die herinneren aan de oorspronkelijke heelheid van de wereld, een ding, een mens, een liefde.
Het hele is het heilige.
Daarom heeft veel poëzie iets heiligs.
Daarom kan poëzie troosten en beschermen.
Dus wat zag ik toen ik stilstond op het dichterspad?
Ik zag het beeld van een stad beschermd door gedichten.
Belagers naderen de stadsmuren, laten hun wapens vallen, lezen
[wat] mij bovenal aangrijpt
is de tevredenheid
van de roerlozen
Ze lezen hardop en vertellen het door en vergeten te vechten: een absurd beeld dat uit een verhaal van Borges zou kunnen komen.
Dichtwerken als verdedigingswerken.
Terwijl er in echte oorlogen echte doden vallen, lijkt dat bijna blasfemie.
Toch is het feit dat hier in Maastricht militaire versterkingen zijn omgetoverd in poëtische ruimte, een teken van grote hoop.
Wat op veel plaatsen nog onmogelijk lijkt – en vanuit militair standpunt misschien ook onverstandig – is hier levende werkelijkheid.
In Maastricht is zichtbaar hoe je met je tanden de maan kunt grijpen.
Daarom stel ik voor dat we het in staal vereeuwigde speciaal voor deze gelegenheid geschreven gedicht van Maud Vanhauwaert bij volle maan inaugureren. En bij die gelegenheid ook de andere 'verdedigingsgedichten' au clair de la lune op ons laten inwerken.
Menigeen zal dan tot het inzicht komen waardoor ook burgers, bestuurders en buitenlui van andere steden en landen zich kunnen laten verlichten, en waarop ze ook bij nacht en ontij hopelijk steeds meer kunnen vertrouwen: als we dat willen zijn wij door poëzie beschermd.
Dank voor jullie aandacht.
Opgedragen aan Gijs en Gert.
NB: Het gesproken woord geldt. Als de wereld tussen 20 juli en nu weer is veranderd acht de auteur het niet uitgesloten zich daar in zijn gesproken woord rekenschap van te geven.
Govert Derix, 20 juli / 8 oktober 2023
Govert Derix is schrijver, dichter en filosoof. Zijn roman Het onmogelijke manuscript verscheen op 17 september 2023.
.