Toespraak wethouder Frans Bastiaens b.g.v. de uitreiking van de Leo Herberghs Poëzieprijs aan Radna Fabias op zaterdag 1 oktober 2022.
Beste mensen,
Wanneer het gaat over kunst in de openbare ruimte, is Maastricht een gezegende stad. In de publieke ruimte zijn, volgens een recente telling, een kleine 300 beeldende kunstwerken aanwezig én, volgens diezelfde inventarisatie, ongeveer 90 gedichten of poëziefragmenten. Op de sokkel van het beeld van Henric van Veldeke, op het gelijknamige plein, is een regel uit de Sint Servaaslegende geplaatst; de oudst bekende Nederlandstalige literatuur. In het Frontenpark staat, op een zuil, een van de jongste: een gedicht van Marieke Lucas Rijneveld, winnaar van de Leo Herberghs Poëzieprijs 2021.
Met deze twee voorbeelden als tijdsgrenzen, zijn in de Maastrichtse openbare ruimte zo’n negen eeuwen Nederlandse poëzie zichtbaar en leesbaar. Het aantal gedichten groeit jaarlijks met minimaal één. En dat is dan weer te danken aan de Stichting Dichter in Beeld. Deze verzoekt de winnaar van de jaarlijkse Leo Herberghs Poëzieprijs dringend én dwingend om een speciaal geschreven gedicht in het Frontenpark achter te laten. Voor de korte termijn wil dat zeggen dat de stad Maastricht wordt verrijkt met een ‘vers’ gedicht van Radna Fabias.
Beste mensen,
Laat ik vandaag – nog eens en voor de zoveelste keer – benadrukken, dat ik de aanwezigheid van kunst – en dus ook poëzie – in de openbare ruimte van immens groot belang vindt.
Waarom?
Natuurlijk verfraait kunst de publieke ruimte en draagt bij aan haar kwaliteit in termen van schoonheid en aantrekkelijkheid. Dat is al heel wat, véél zelfs, maar er is gelukkig meer.
Bij gelegenheid van de opening van de poëzieweek 2019 omschreef Volkskrant-kunstrecensente Sarah van Binsbergen poëzie als: ‘Het smeden van fata morgana’s, lachspiegels en vluchtroutes van woorden.’ Als ik deze quote goed begrijp, is het de kunst – en dus de poëzie – die ons een eigen en onvervreemdbare waarheid voorhoudt. Een waarheid die we – god zij dank – kunnen en moeten plaatsen tegenover en naast alle dogma’s waarmee we dagelijks worden overgoten.
Probeer in deze tijd nog maar eens wijs te worden uit de brij van elkaar uitsluitende boodschappen; de geloofsartikelen en doctrines waarop we permanent worden getrakteerd door influencers, grijpgrage aanprijzers van persoonlijk en collectief geluk én door populistische politici met gemakkelijke waarheden over ‘stinkend’ ingewikkelde problemen. Ik ken het vanuit mijn eigen praktijk als wethouder van deze gemeente. Tegenover de complexiteit en de weerbarstigheid waarmee het stedelijk bestaan zich anno 2022 aandient, plaatst deze of gene altijd wel een realiteit die uitblinkt in eenvoud, maar bij nadere beschouwing een structuur en een draagkracht heeft van het spreekwoordelijke ‘kaartenhuis’. Dit soort werkelijkheden hebben meestal één gemeenschappelijk kenmerk: los van het feit dat ze voor geen meter werken, bedienen ze zich doorgaans ook van ‘het is de schuld van’. Daarna volgt steevast een reeks van aanklachten en verwijten, met als oplossend en verlossend sluitstuk de terugkeer naar een samenleving die hoogstens nog past in een museum voor prehistorie of – liever nog – in een winkel voor afgedankte, tweedehands artikelen.
Wat plaats ik daar tegenover en welk belang ken ik daarbij toe aan kunst en aan poëzie in het bijzonder?
De Italiaanse schrijver en filosoof Claudio Magris noteert in een van zijn boeken het volgende statement: ‘De échte vraag is niet waar je vandaan komt, maar waar je naartoe gaat.’ De uitspraak is prikkelend en het stemt tot nadenken. Wat levert deze reflectie op?
Voor mij, allereerst, dat er momenten van stilstand moeten worden ingebouwd. Vragen eisen antwoorden en die pluk ik – in tegenstelling tot de eerder genoemde poseurs – niet zomaar uit de lucht.
En … die momenten van stilstand moeten worden voorzien van inspiratie; er moet iéts van richting zijn maar dan wel graag ‘out of the box’. Geen nostalgie, geen vertrouwde paden – want die voldoen blijkbaar niet meer – maar een ‘Waar naartoe?’ als richtinggevende, maar volledig open vraag.
Het bestaande moet zo gezegd even ‘op stelten worden gezet’ en de toekomst moet voor een groot stuk open liggen.
Wanneer Sarah van Binsbergen poëzie omschrijft als ‘Het smeden van fata morgana’s, lachspiegels en vluchtroutes van woorden’, dan lijkt het verwijlen bij kunst en poëzie in het bijzonder dé ambiance te bieden voor zo’n noodzakelijk moment van stilstand. Hét perfecte ‘bushokje’ in afwachting van vervoer naar de toekomst.
Er is natuurlijk minimaal één ‘maartje’. Wanneer Magris zegt: ‘De échte vraag is niet waar je vandaan komt, maar waar je naartoe gaat’, dan blijft het ‘waar vandaan?’ nog altijd op de achtergrond aanwezig. Je hebt – anders geformuleerd – nog altijd een historie. Een geschiedenis, als rugzakje, die je voor de rest van je leven meedraagt en die morgen, met vandaag als voltooid verleden tijd, weer wordt aangevuld.
Ik kom daarmee bij het werk – de poëzie – van Radna Fabias.
Ik citeer uit het gedicht Ik zoek je in de stad in de bundel Habitus. ‘Je bent in het haar van een huilende vrouw in de kerk,
de baarden van vrome mannen,
de schoenzool van het meisje in het gras,
de kozijnen van het oude gebouw waar een bruid voor een fotograaf poseert. Ik vind je in een boomschors, boomstam, rotsen en het zand,
op drie verschillende plekken in mijn geboorteland maar ik mag van de douane je kleur niet meenemen.’
De kwaliteit van de poëzie van Radna Fabias ligt, los van haar fantastische taal, voor mij in de spanning tussen het gegeven verleden en de ongewisse toekomst die beide móeten worden aangegaan. Het zich aandienende of al bestaande conflict tussen de eigen geschiedenis, beschreven met een vleug van weemoed en heimwee, en het komende als een door die eigen historie belaste bevrijding.
Dit maakt – als ik het goed zie – de poëzie van Radna Fabias zowel autobiografisch als universeel.
Deze poëzie en die kwaliteit passen in de openbare ruimte van deze stad. Ook al omdat het Maastrichtse heden, als snijpunt van de stedelijke geschiedenis en de toekomst, daarmee volledig is geadresseerd. Liefde voor stad en vaderland is toegestaan, ook de liefde voor de historie daarvan. Willen wonen in een misplaatst geïdealiseerd verleden, als alternatief of asiel voor de onzekerheden die de toekomst altijd zal bevatten, is echter de slechtste weg die je kunt inslaan. Dat wordt niet alleen bewezen door de geschiedenis van deze stad, maar ook door die van de hele mensheid.
Radna Fabias, gefeliciteerd met de Leo Herberghs Poëzieprijs 2022 en nu alvast: bedankt voor de poëzie die je in Maastricht achterlaat.
Frans Bastiaens