BIJ DE ONTHULLING VAN TROOST
Lieve Annemarie,
Namens de Stichting Dichter in Beeld wil ik vertellen dat de stichting zo blij is dat ze mocht meehelpen dit prachtige gedicht op deze plek te verwezenlijken. Enige tijd geleden kreeg Dichter in Beeld plotseling een dichter in beeld. Eerst nog wat vaag maar gaandeweg steeds dichterbij. Hoe dat allemaal gebeurde zal Servé Minis straks vertellen.
Een dichter die troost zoekt en gelukkig ook vindt in een gedicht. Dat is in hoge mate het streven van Dichter in Beeld. Want vooral dichters die in hun arbeidzame leven zo op hun taal moesten passen, verdienen de troost van de poëzie.
In de dichtkunst kan een woord heel gemakkelijk het tegenovergestelde betekenen of de helft ervan of het tienvoudige, het woord mag strelen, koesteren, erin hakken of, troosten. Gerrit Kouwenaar schreef: ‘Het zacht maken van stenen, het vuur maken uit water, het regen maken uit dorst’.
Kom daar eens om in de stadhuistaal die jij Annemarie jarenlang met zoveel zorg gesproken, geschreven en gelezen hebt. Punten, komma’s, verwijzingen, ontkenningen en bevestigingen…het moest elke dag, elke vergadering weer kloppen. Series eufemismen en hyperbolen die de werkelijkheid consumeerbaar maken. Je hoorde ze langskomen.
Tja die taal en die complexe functie als burgemeester…. Misschien heb je veel gehad aan je talent om alledaagse problemen van zeer diverse aard te kunnen relativeren en vanuit een heel groot poëtisch perspectief te zien.
Of zoals wethouder Bastiaans de troost van de poëzie afgelopen jaar omschreef bij de uitreiking van de Leo-Herberghs Poëzie Prijs:
Het gedicht dat met de werkelijkheid speelt, dat het onlogische en de paradox niet schuwt het onmogelijke omarmt én ook nog eens een belofte van schoonheid en troost in zich draagt.
Een van de oudste mogelijkheden die de mens heeft, als medium om zich te verhouden tot het onbekende en het raadselachtige is de poëzie.
In je prachtige gedicht TROOST zoomt jouw camera enorm uit en dat geeft een weldadige perspectief. “Ach stad”. Je praat met de stad die langzaam ontwaakt in het ochtendlicht en je verwondert je over de tijd en het lot van je stad. ‘Wij gaan, jij blijft, ach stad’.
Vondel schreef lovend over de burgemeester van Amsterdam C.P. Hooft in zijn hekeldicht Roskam:
Hoe heeft hem Amsterdam ervaren wijs en simpel:
Een hoofd vol kreuken, een geweten zonder rimpel.
Zoiets lovends en troostrijks zou ik vandaag ook graag voor je willen dichten als eerbetoon aan dit prachtige monument zo passend gemaakt door Désirée Tonnaer dat nu tot in lengte van jaren de wand van de kamer zal sieren, maar ik kwam aanvankelijk niet veel verder dan ‘met geen Penn te beschrijven’ maar later ging het wat beter, voor jou over deze tijd tussen stadhuis en stad:
SONNET VOOR ANNEMARIE
Wie aan de ketting ligt, kan enkel wachten.
Wie hem dragen mag in zilver en met de hamer slaat
die luistert, stuurt, besluit wat anderen bedachten.
Troost komt pas als zij langs de rondelen gaat
en daar de andere woorden vindt, dichter mag zijn,
met zinnen, ongeveer of overdreven of met wat pijn.
Waar zij zichzelf ‘Ach stad’ hoort zeggen,
zonder het de secretaris uit te moeten leggen
Hier in het Theater op het Vrijthof in Maastricht
in deze kamer maakt haar gedicht
voor onze stad een troostend derde raam.
De burgemeester hoeft niet meer te besturen
Zij kreeg opnieuw haar meisjesnaam
en bovenal troost van Maastrichtse muren.