Zuid-Afrika is zo’n land dat onder je huid kruipt. Met al zijn ruwe, mooie en soms lelijke kanten. Zuid-Afrika zou ons niet meer loslaten.
De reis naar Zuid-Afrika in 2007 was een bijzondere. Een startpunt van nieuwe avonturen.
Voor het eerst huurden we een 4x4 bakkie – een stoere pick-up waarmee we zélf konden zwerven, kamperen en offroad rijden. En het was na Papua ook de eerste grotere reis die we weer samen maakten.
We hadden toen niet kunnen bedenken dat we een jaar later de route deels opnieuw zouden beleven met Lia (Katja’s moeder) in een rolstoel, of dat Sven een paar jaar daarna in dit land zou werken. Dat we zelfs in gesprek zijn geweest om een game lodge over te nemen.
We landen in Kaapstad en worden warm ontvangen in 'Huijs Haerlem', een B&B vol Hollandse nostalgie. Delfts blauw, antieke spiegels, een nachtmutje bij aankomst — een stukje Haarlem aan de Atlantische kust. We voelen ons er meteen thuis, al is het uitzicht niet te vergelijken met het Spaarne.
Vanuit hier ontdekken we de stad: Tafelberg, het bruisende Waterfront, en het eten. Het voelt als een soepele start van wat ongetwijfeld een ruige reis gaat worden.
De gehuurde auto wordt keurig afgeleverd. Na een stevige handdruk van onze gastheren zetten we koers naar het zuiden.
Cape Point is verplichte kost, maar dat maakt het niet minder indrukwekkend. Twee oceanen die elkaar ontmoeten — al is het officieel nergens vastgesteld.
Boulders Beach trakteert op pinguïns die nieuwsgierig waggelen tussen rotsen en walvissen die in False Bay speels door het water heen glijden.
Bij Groot Constantia proeven we de zuid Afrikaanse wijn dat in 1684 zijn oorsprong vond bij Simon van der Stel als gouverneur van de VOC. Ons plan was hier de dag af te sluiten.
In plaats daarvan eindigen we bij het verhuurbedrijf, problemen met de auto Een slechte voorbode, blijkt later
Na een kleine omweg via Hermanus en, per ongeluk, door de sloppenwijken van Kaapstad — navigatie in de kinderschoenen — rijden we richting de wijnlanden.
Rond Stellenbosch, Paarl en Franschhoek is alles netjes, aangeharkt en zonnig. Wijnvelden zo ver als het oog reikt, charmante huizen met wit stucwerk, lanen met de prachtige paarse jacaranda’s in bloei. We genieten van de luxe, het eten, en de wijn — voor we de echte wildernis in trekken.
De N1 voert ons noordwaarts. Via Groot Swartberg Nature Reserve slingeren we omhoog, hoger dan we beseffen. Door de dichte mist zien we nauwelijks iets, maar het bord vertelt ons dat we op 1.583 meter staan.
Volgens de Lonely Planet een van de mooiste bergpassen ter wereld. We geloven het graag, al zien we geen hand voor ogen. De Cangogrotten bieden afleiding: een ondergronds labyrint vol stalactieten en stalagmieten.
De Cangogrotten bieden afleiding: een ondergronds labyrint vol stalactieten en stalagmieten.
Even later, ergens op een verlaten weg, valt de auto stil. Alles uit. Geen stroom, geen bereik, geen verkeer. Alleen wind en wuivend gras. Sven herinnert zich een huis een paar kilometer terug en gaat op pad. Ik blijf achter met het geluid van stilte — en dat is luid. Na een poos komt hij terug: geen telefoon, geen hulp. Advies van de boer: liften. Liften? Hier?
Na een uur komt er een pickup aan. We steken aarzelend onze duim op, alsof we in een film spelen. De auto stopt met een wolk stof. Twee stevige Afrikaners stappen uit, kijken onder de motorkap, mompelen iets in Afrikaans en concluderen wat wij al wisten: “She’s dead.”
Met een te kort touw slepen ze ons door het heuvelachtige landschap. Zonder stuurbekrachtiging, zonder remmen, maar met de nodige spanning in de armen bereiken we een garage. Bij de garage blijkt het lunchpauze — uiteraard Een paar uur later verschijnt Jaapie met een autoambulance. Eerst nog even langs zijn huis in De Rust om iets te regelen. Zuid-Afrika in één zin: no rush, maar het komt goed.
De route langs de Tuinroute richting Port Elizabeth is een cadeautje: kronkelwegen, bergen, bruggen over rivieren, water dat fonkelt tussen het groen. Het is laagseizoen; we rijden vaak alleen. Soms steken we een beekje over, soms stoppen we zomaar om te wat rond te lopen. We hebben de tijd.
In het oudste natuurpark van Afrika, vinden we precies wat we zochten. Geen massa’s mensen, wel massa’s dieren. We rijden langzaam, in tweede versnelling, over glooiende wegen. Zebra’s steken over, giraffen draaien nieuwsgierig hun hoofd, een olifant schudt zijn oren als waarschuwing. En neushoorns, heel veel neushoorns. Hier is niets haastig. Alleen de natuur, de geur van gras en stof, en het gevoel dat we deel uitmaken van het grotere geheel.
Verder noordwaarts merken we dat we weer terug in het toeristische spoor komen. Nelspruit is een opeenstapeling van uitzichtpunten met grootse namen: God’s Window, The Pinnacle Rock, Bourke’s Luck Potholes. De natuur is prachtig, al voelt het soms als een openluchtmuseum. In Pilgrim’s Rest lopen we door een goudzoekersdorp uit de 19e eeuw, waar het decor net echt lijkt en de koffie verrassend goed smaakt.
Voor onze laatste etappe logeren we bij een lodge aan de rand van het Krugerpark. We worden verwend met sundowners — gin-tonic bij zonsondergang — en eten bij het kampvuur.
De ranger neemt ons mee op een wandeling. Het idee dat er overal wild kan loeren maakt het spannend, maar ook super leuk.
We zien allerlei leven die we vanuit de auto niet kunnen zien
Kruger National Park zelf is groots en stil tegelijk. De snelheid ligt laag, het geduld hoog. We stoppen bij waterplaatsen, kijken hoe giraffen drinken, hoe olifanten hun jongen beschermen. ’s Nachts slapen we in kleine outpostcamps zonder drukte. Alleen het open veld, de sterren en het geluid van Afrika.
Mensen noemen Kruger soms een Beekse Bergen met een hek eromheen. Maar dat doet het park tekort. Wie hier rijdt, dagenlang, wie wacht, kijkt, hoort, slaapt met de geluiden van de nacht — die weet dat dit echt is.